De grootboekrekeningen in RGS dienen als classificatie van bestaande rekeningen. Als deze uit meerdere objecten bestaan kunnen deze door middel van extensies worden geïdentificeerd. Hoewel de codering van extensies vrij is, dient dit bij voorkeur zoveel mogelijk op gestandaardiseerde wijze plaats te vinden. Zo kunnen verschillende bankrekeningen door middel van een IBAN nummer worden onderscheiden etc. Hetzelfde geldt voor het hanteren van codificaties waarmee naar verschillende wetsartikelen kan worden verwezen. Ook dit dient zoveel mogelijk op gestandaardiseerde wijze plaats te vinden.
Extensies worden als volgt toegevoegd:
- Het referentiegrootboeknummer wordt in de volgnummering ingepast, waarbij op de negende positie de aard van de extensie door middel van de extensiecode wordt gedefinieerd (zie ook handleiding velddefinities RGS):
-
Standaard staat de extensicode op de negende positie in RGS op '0'. Door middel van extensies kan het schema worden uitgebreid. Hierbij worden de volgende extensiecodes gehanteerd:
- 0: standaard RGS
- 1: Fiscaal
- 2: Branche
- 3: Concern
- 4: Onderneming
- 5/9: vrij te gebruiken
-
Let op! De negende positie is niet bedoeld voor een volgnummering van de extensie (hiervoor wordt positie 6 en 7 voor grootboekrekeningen, dan wel 7 en 8 voor mutaties gebruikt), maar alleen om de aard op basis van de afkomst van de extensie aan te duiden.
- De referentiecode wordt uitgebreid met een standaardcode achter de referentiecode, waarbij deze wordt gescheiden door:
- een . als het om een identificatie gaat van een object;
- een : als het om een codificatie gaat onder verwijzing naar het wetsartikel.
- Dienovereenkomstig wordt het object of wetsartikel toegevoegd aan de standaardomschrijving.
Extensies vallen niet onder het beheer van de beheersorganisatie en zullen zelfstandig moeten worden beheerd.